De huisarts beschikt over gegevens van zijn patiënten. Dit zijn persoonsgegevens (zoals naam en geboortedatum) en medische gegevens (zoals bloedwaarden en hartfilmpjes). Er zijn in Nederland strenge regels hoe de huisarts hier mee moet omgaan. Die zien als eerste op het medisch beroepsgeheim van de huisarts en de medewerkers van de praktijk De belangrijkste regels zijn de Algemene Verordering Gegevensbescherming (AVG) en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO).
Meer informatie over het gebruik van medische gegevens vindt u op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens. Hier vindt u ook meer informatie over de regels over het medische dossier.
De huisarts heeft de plicht te zwijgen over alles wat hij als huisarts over de patiënt weet. De informatie die de huisarts heeft gekregen van de patiënt mag door de huisarts niet zonder toestemming van de patiënt aan derden gegeven worden of voor een ander doel gebruikt. Dit heet het medisch beroepsgeheim. Het medisch beroepsgeheim gaat over persoonsgegevens en medische gegevens. Uw huisarts mag dus niet zomaar persoonsgegevens delen. Bijvoorbeeld of u staat ingeschreven bij de praktijk. Ook uw medisch gegeven mag de huisarts niet delen. Dit geldt ook voor de overige medewerkers van de praktijk die betrokken zijn bij het verlenen van zorg.
Uitgebreide informatie over het medisch beroepsgeheim en hoe de huisarts hiermee dient om te gaan kunt u vinden op website van het KNMG.
Er is in een aantal gevallen een uitzondering op het medisch beroepsgeheim. Wij noemen hier de belangrijkste.
De belangrijkste uitzondering is als de patiënt toestemming heeft gegeven. De patient moet in het geval van toestemming goed nagedacht hebben over de toestemming. Ook moet de patiënt duidelijk hebben aangegeven voor welke informatie hij deze toestemming geeft. Tenslotte moet de toestemming vooraf zijn gegeven door de patiënt voordat de huisarts de informatie deelt.
De volgende uitzondering is als zorgverleners samenwerken. Gegevensuitwisseling is dan vaak noodzakelijk. De huisarts mag aan personen die direct betrokken zijn bij de zorg de informatie delen. Bij de praktijk is naast de huisarts ook bijvoorbeeld de praktijkondersteuner en de doktersassistente betrokken bij de zorg. De huisarts mag de informatie met de praktijkondersteuner en de doktersassistente delen als die betrokken is bij de zorg. Ook wanneer de huisarts een patiënt doorverwijst naar een medisch specialist, mag de huisarts deze informatie verstrekken. De wet bepaalt echter wel dat de huisarts alleen die informatie verstrekt die noodzakelijk is voor de andere zorgverlener om de patiënt te kunnen behandelen. Als er samengewerkt wordt met niet zorgverleners mag alleen na expliciete toestemming van de patiënt er medische informatie gegeven worden door de huisarts.
Het kan ook zo zijn dat de huisarts verplicht is het medisch beroepsgeheim te doorbreken als dit moet vanwege een wettelijk voorschrift. Een voorbeeld is de Wet publieke gezondheid. De huisarts moet een aantal besmettelijke ziekten direct melden bij de GGD. Ook een euthenasie moet gemeld worden door de huisarts vanwege de meldingsprocedure euthanasie.
De huisarts mag het medisch beroepsgeheim doorbreken bij een conflict van plichten. Zo’n conflict ontstaat als het bewaren van het medisch beroepsgeheim ernstig nadeel of gevaar oplevert voor u of iemand anders. Van een conflict van plichten is slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake. Het moet gaan om een noodsituatie. Een voorbeeld hiervan kan het melden van kindermishandeling zijn.
De huisarts mag informatie verstrekken aan wettelijk vertegenwoordigers voor zover dit nodig is om hun toestemming te vragen voor een behandeling. Voorbeelden zijn de behandeling van een meerderjarige, wilsonbekwame patiënt of een kind onder de 16 jaar. De huisarts vraagt dan toestemming aan de wettelijk vertegenwoordiger(s) van de wilsonbekwame patiënt of van het kind. In het geval van een kind zijn dit meestal een of beide ouders. De huisarts verschaft de gegevens niet aan de wettelijke vertegenwoordiger(s) is dit in strijd is met goed hulpverlenerschap. Hiervan is sprake is het verstrekken van de informatie niet in het belang van het kind of de wilsonbekwame is.